Het is op zich bekend dat de ontwikkeling van nieuwe, toegankelijke natuurgebieden ook nieuwe, andersoortige economie kan aantrekken. Extra recreatie, nieuwe vormen van recreatie en nieuwe kansen voor horeca, vrij-tijdsindustrie en wonen.
De vraag is echter hoe groot dit soort verschillen nu werkelijk kwantitatief zijn? Wat zijn de verschillen tussen uiterwaardgebieden waar natuur het primaat voert en riviergebieden waar het landgebruik vooral uit productielandbouw bestaat.
Een even belangrijke vraag is de rol die vrije openstelling speelt bij het aantrekken van nieuwe economie en ontwikkeling van het platteland. Hoe groot zijn de verschillen in aantrekkingskracht en economische meerwaarde tussen gebieden waar de meeste natuurgebieden vrij toegankelijk zijn en rivierenland waar gebieden minder opengesteld zijn.
het Bureau voor Ruimte en Vrije Tijd heeft vanuit het project Rijn in Beeld deze vragen onderzocht. Aan de hand van grote hoeveelheden data zijn analyses gemaakt van drie verschillende riviertrajecten:
1. De Gelderse Poort: veel natuur, veel openstelling.
2. De Midden-IJssel: veel natuur, beperkte openstelling en toegankelijkheid.
3. De Bedijkte Maas: weinig natuur, weinig openstelling.
Download Onderzoek
De uitkomsten van het onderzoek zijn samengebracht in het rapport “Openstelling Loont” (hier downloaden)
Zie ook het persbericht:
‘Openstelling uiterwaarden loont: Nieuwe natuur in uiterwaardgebieden versterkt lokale economie’