Naast de realisatie van en groot aantal natuurgebieden hebben Rijk en Provincies de laatste 25 jaar veel geïnvesteerd in agrarisch natuurbeheer. Hierbij worden agrariërs betaald om extensiever te werken, bijvoorbeeld door later maaien of minder te bemesten. Het idee hierbij is dat vooral weidevogels en de flora ook betere kansen krijgen in landbouwuiterwaarden.
Een belangrijke vraag die in het landelijk beleid al geruime leeft is wat agrarisch natuurbeheer in het rivierengebied concreet opgeleverd heeft voor natuur? Om deze vraag te beantwoorden is vanuit Rijn in Beeld een analyse gemaakt van een groot aantal terreinen, waarbij de situatie sinds het afsluiten van beheerovereenkomsten in kaart is gebracht. Hier is zowel naar de ontwikkelingen van weidevogels gekeken als naar gebieden waar beheerpakketten voor de flora op rusten.
Uitkomsten van dit onderzoek zijn in dit achtergrondrapport terug te vinden: hier downloaden.
Een samenvatting staat beschreven in het rapport “Rijn in Beeld deel 2: Inrichting, beheer en beleid langs de de grote rivieren”.
l
l
l
Conclusies en adviezen uit het rapport
SPECIFIEKE ADVIEZEN VOOR DE OMGANG MET
WEIDEVOGELBEHEEROVEREENKOMSTEN IN HET RIVIERENGEBIED
● Het is zeer de vraag of investeren in weidevogels in de uiterwaarden nog zin
heeft. Het rivierengebied functioneert momenteel nagenoeg als ecologische
sink, waarbij het geheel afhankelijk is geworden van de aanvulling van buiten.
Ook daar zijn echter nauwelijks meer grote, levensvatbare populaties die als
bron kunnen dienen. Een uitzondering hierop vormen enerzijds de IJsseldelta/
Noordelijke IJsselvallei vanwege de aansluiting met weidevogelpopulaties van
het noordelijk laagveengebied en anderzijds uiterwaarden langs de gestuwde
Nederrijn die mede door kwel van de Utrechtse Heuvelrug een gunstig
waterregime kennen. In alle overige gevallen zorgen beheerovereenkomsten
momenteel hooguit voor een lichte vertraging van de exodus van weidevogels
in agrarische uiterwaarden; volgens landelijke onderzoeksgegevens leveren
beheerovereenkomsten zelfs niet eens een vertraging op.
● Mogelijk kunnen voor bepaalde soorten nog resultaten worden geboekt door
in beheerovereenkomsten ook strenge hydrologische randvoorwaarden op te
nemen (vernatting), waarbij vervolgens geschikt beheer op voldoende grote
schaal wordt toegepast. Omdat dit in veel gevallen niet aan de orde is of naar
verwachting niet is te combineren met productielandbouw, wordt aanbevolen
om de bestaande weidevogelovereenkomsten in uiterwaarden buiten
genoemde regio’s af te bouwen.
l
SPECIFIEKE ADVIEZEN VOOR DE OMGANG MET BOTANISCHE
BEHEEROVEREENKOMSTEN IN HET RIVIERENGEBIED
● Alleen beheerovereenkomsten afsluiten op plaatsen waar resultaten werkelijk
kansrijk zijn, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van relictpopulaties en op
zandige locaties (rond oeverwallen en oude stroomruggen, zandige kades).
● Geen overeenkomsten afsluiten in kleiige uiterwaardgebieden met
productieve, soortenarme raaigrasweiden als uitgangssituatie. Het afbouwen
van bestaande beheerovereenkomsten in dergelijke kansloze gebieden.
ADVIEZEN OVER DE WERKWIJZE ROND BEHEEROVEREENKOMSTEN
● Het formuleren en werken met een duidelijke ecologische doelstelling voor
beheergebieden. Het simpelweg aanpassen van maaidata of
bemestingsregimes is geen garantie voor goede resultaten.
● Duidelijk formuleren wat hiervoor nodig is vanuit het beheer. Als dat niet
binnen een concept van productielandbouw kan, sluit dan ook geen
beheerovereenkomsten af. Dit is ondoelmatig en kostbaar.
● Inhoudelijk-ecologische begeleiding en ondersteuning van de beheergebieden
en van individuele agrariërs of terreineigenaren.
● Hierbij hoort ook een evaluatie van resultaten en controle op uitvoering van
de afspraken. Het is opvallend dat beheersubsidies momenteel niet op hun
effectiviteit of resultaat worden beoordeeld, ondanks de aanzienlijke kosten
die ermee gemoeid gaan; zie pagina 24 Effectiviteit agrarisch natuurbeheer in de uiterwaarden
ALGEMENE ADVIEZEN VOOR HET AGRARISCH NATUURBEHEER
LANGS DE GROTE RIVIEREN
● Vanwege de geringe ecologische effectiviteit wordt een grondige herijking van
het huidige systeem van agrarische beheerovereenkomsten in het
rivierengebied voorgestaan.
● Mede vanwege eerdere kritische kanttekeningen bij de effectiviteit van
gesubsidieerd agrarisch natuurbeheer is het van belang om de beschikbare
budgetten te besteden aan concepten die ‘waar voor hun geld’ leveren.
Agrarische beheerovereenkomsten zijn relatief kostbaar, in het bijzonder wanneer de resultaten structureel te wensen over laten. Bovendien kunnen ze
door vrijwillige deelname zomaar stopgezet kunnen worden (continuïteitsvraagstuk).
● Aankoop van gronden voor natuur is weliswaar duur, maar het beheer door
natuurbeheerorganisaties is vervolgens een factor 2 tot 3 goedkoper en de
toekomst zeker. Verwerving van gronden is daarmee op termijn goedkoper en
altijd doelmatiger. Particulier natuurbeheer, waarbij de grond eigendom blijft
van een particulier maar de waardedaling door de functieverandering van
agrarisch naar natuurgebied door de overheid vergoed wordt (en daarmee
bijna net zo duur als grondverwerving voor terreinbeheerders!), is lokaal ook
een optie onder voorwaarde dat ook echt op natuur wordt ingezet.
● Continueer met het oog daarop het beleid van verwerving van nieuwe
natuurgebieden, via de EHS, maar ook via hoogwaterprojecten en
delfstofwinprojecten. Door een herijking van het beleid (en budget) voor
agrarisch natuurbeheer kunnen hiervoor ook middelen vrijgemaakt worden.